Ga weg!

'Snurktijd!' zegt vader, en met een klap doet hij het voorleesboek dicht. 
'Ah...?' probeert Bas. Misschien lukt het hem om papa nog een verhaal te laten voorlezen. 
'Nee, deze Bas gaat nu lekker snurken, zó hard dat ik je beneden kan horen,' grapt vader en elke avond zegt hij precies hetzelfde. Als vader dit zegt, weet Bas  weet dat hij nu écht niks meer kan verzinnen om nog niet te hoeven slapen. 

Hij zucht en laat zijn hoofd in het kussen vallen. 
'Oké dan...', zegt hij en eigenlijk voelt hij zich ook wel heel moe. Heeft zijn vader toch weer gelijk... bah. Vader knijpt even zacht in Bas zijn wang.  
'Doe je best, maak er een mooie droom van,' zegt hij en loopt de slaapkamer uit. 
Bas merkt al niet eens meer dat het donker wordt in zijn slaapkamer, en dat zijn vader de deur achter zich dicht doet...

'Hee pssttt! Ja, jij daar! Jij bent toch Bas?' klinkt het opeens. 
Baso kijkt om zich heen. Waar is hij? En wie praat er tegen hem?
'Ik ben Roos, jij kent mij niet hè?'
Dan ziet Bas dat hij buiten staat, naast een sloot. In het hoge gras staat een hele mooie rode bloem. 
'Ben jij een roos?' vraagt hij aan de bloem. 
'Ik heet Roos, en kijk daar is mijn zusje Roos, en mijn broertjes Roos.' 
De rode bloem buigt naar achteren, en daar ziet Bas nog meer van die mooie rode bloemen staan. 

'Heten jullie allemaal Roos?' vraagt Bas. Hij buigt naar voren tot zijn gezicht vlakbij de bloem is. De bloem is zo rood, dat het lijkt alsof er een lampje in zit. Maar in de bloem ziet hij alleen wat zwarte draadjes.  
'Eigenlijk heet ik Klap,' zegt Roos, 'maar wie heet er nou Klap! Bas is tenminste een gewone naam,' vindt Roos. Bas is het daarmee eens.
'Dus eigenlijk heet jij Klap Roos?' vraagt hij. 
De rode bloem knijpt haar rode bloemblaadjes even samen.
'Oh nee, zeg dat niet! Klap is zo'n lelijke naam. Zeg maar gewoon Roos, dat is mooi genoeg.'

Bas blijft naar Roos kijken. Hij gaat in het hoge gras zitten, vlak bij Roos. Uit de sloot klinkt gekwaak van kikkers. Hij hoort ook een bij zoemen. Bas heeft nooit geweten dat er zo veel geluiden komen uit een sloot. En Roos staat daar maar. Ze valt wel op met haar rode blaadjes boven al dat groene gras. Hij heeft nog nooit gezien hoe mooi zo'n bloem is... 

'Wat is dit hier!?' klinkt opeens een harde stem. Bas schrikt zich rot en springt overeind.
'Willen jullie snel aan de kant gaan? Ik heb ruimte nodig! Schiet eens op!' 
Roos kijkt bang. Ze zegt zacht, zodat alleen Bas haar kan horen: 'Oh nee, daar heb je hem weer..!'
'Wat is dat dan? Of wie is dat dan?' vraagt Bas, maar hij praat te hard, zodat de harde stem hem heeft  gehoord. 
'Wie ik ben?! Zo zo, dus je kent mij nog niet! Dan ga ik zorgen dat je mij nooit meer vergeet! Haha! Ik ben meneer Weg, voornaam Snel. En snel ben ik wel, dat zul je wel merken!'

Nu pas ziet Bas hem. Achter Roos, een eindje verderop, ligt opeens een grijze plek op het hoge gras. Het is een lelijke, kale grijze plek, van hard spul met witte strepen erop. 
'En jullie moeten aan de kant, want hier komt een weg. Dit heet de snelweg. Dus dat gras hier, die bloemen en die sloot daar, daar ga ik overheen. Aan de kant! En snel een beetje!' zegt hij met zijn harde stem. 
Wat een onaardige man. Of ding. Of grijze plek. Kan een grijze plek onaardig zijn? Nou, in ieder geval hij is hij niet erg aardig. 

'Geen sprake van!' roept Roos. 'Familie Roos gaat niet aan de kant. En zeker niet voor jou, meneer Weg! Wij wonen hier al ons hele leven en jij jaagt ons hier niet weg! En kijk eens naar de sloot en het mooie groene gras..!'
'Pfff! Mooi groen gras! En een sloot... wat heb je daar nou aan? Deze weg moet hier komen, want de auto's komen eraan. Ze moeten door kunnen rijden. Dus schiet nou eens op, ik sta hier al veel te lang te wachten!'

Dit wordt echt vervelend. Bas krabt eens achter zijn oor. Wat kan hij doen? Die arme Roos, hoe kan hij haar helpen? Maar Roos laat zich niet zomaar wegjagen. 
'Meneer Netel!' roept Roos, 'word eens wakker. Die meneer Weg is hier weer!'
Een groene plant die vlakbij Roos staat, begint plotseling te bewegen. Bas kijkt er met grote ogen naar.
De plant rekt zijn bladeren eens uit en zegt: 'Is hij er nu alweer? Waarom houdt u niet op, meneer Weg? Hier komt geen weg, nu niet en nooit. Dit is onze plek, en wij blijven hier! Dus ga weg!'

'Ha, nou, die weg komt hier wel, let maar op!' brult meneer Weg met een gemene stem, en hij begint zich uit te rollen. De grijze plek wordt groter en groter. Steeds dichter naar de sloot toe en naar Roos en meneer Netel. 
'Toevallig is mijn voornaam Brand, en dat is niet voor niets!' dreigt meneer Netel. Meneer Brand Netel dus. Dat met die brand klinkt spannend, vindt Bas. 
Maar meneer Weg doet net of hij het niet hoort. De grijze plek wordt groter en groter. 'Roos!' roept meneer Netel, 'waar is meneer Rat? Heb jij hem gezien?'

'Ik weet het niet!' roept Roos met een piepstemmetje, 'ik heb hem al een tijdje niet gezien!'
Bas kijkt ook om zich heen, maar ziet alleen maar bloemen, rondzoemende bijen en heel veel groen gras. 
'Eh... waarom moet meneer Rat komen?' durft Bas zachtjes te vragen. Is een rat niet zo'n eng beest met zo'n lange staart, denkt Bas,  die heel snel kan rennen en van die scherpe tanden heeft?
'Meneer Rat is heel snel en hij kan heel hard bijten,' zegt meneer Netel. 'Dat is precies wat we nu nodig hebben!' Hij praat extra hard, zodat meneer Weg hem kan horen. 

Maar meneer Weg is druk bezig met het groter maken van zijn grijze plek met witte strepen. 
'Help!' zegt Roos, 'hij komt dichtbij! Ik kan niet lopen! En de andere Rozen ook niet! HELP!'
Och, die arme Roos. Bas zou haar willen plukken en meenemen, maar dan zou ze dood gaan. En ze is zo'n mooie bloem! Ze mag niet onder die grijze plek komen en platgedrukt worden. Zij niet, en haar hele familie ook niet. 
'Ik kan ook niet lopen...,' fluistert meneer Netel, zodat alleen Roos en Bas hem kunnen horen. 

Dit moet stoppen. Als meneer Weg zou doorgaan met zijn weg, zou al snel de sloot verdwijnen en ook de hele familie Roos, meneer Netel, de bijen en de kikkers die hier wonen... Het is gewoon niet eerlijk. Wie kan deze meneer Weg tegenhouden?
'En nú stoppen!' gilt Bas opeens hard, en hij loopt met grote passen naar meneer Weg toe. Bas kijkt boos. Hij lijkt heel stoer en sterk, en hij is de grootste van het stel, maar hij voelt zijn hart heel hard bonken. Hij is bang, maar ook heel boos. 

'Is het nu afgelopen?' zegt hij stoer, 'hou op met dat vieze grijze spul. Waarom kun je de auto's niet laten rijden over het zand daar aan de andere kant van de sloot?!'
'Dat kan niet! De weg moet hier komen!' brult meneer Weg. 
'Helemaal niet!' Bas voelt zijn benen trillen van boosheid. 'Jouw weg komt hier niet. Je mag al dit moois niet kapot maken. Jij gaat nu, HIER, stoppen!' gilt hij, en hij gaat vlak voor de rand van de grijze plek op de grond liggen. Even knijpt hij heel hard zijn ogen dicht. Nee, hij mag niet bang zijn. Niet nu.  Maar Roos houdt haar adem in. Wauw, die Bas, díe durft! 

'Help...,' mompelt meneer Netel zachtjes, en hij kijkt met al zijn bladeren naar Bas. Bas ligt op zijn rug op het gras. Hij houdt de grijze plek vlak naast hem in de gaten. 
De grijze plek wordt nu niet meer groter. Zijn hart bonkt zo hard, dat hij bijna niet stil kan blijven liggen. Wat nu? Het blijft zo stil... Zou hij nu in een weg veranderen? Of zou meneer Weg over hem heen gaan rollen? 
Iedereen houdt hun adem in. Bas trilt en trilt... 
'Waarom zouden de auto's helemaal aan de overkant van de sloot moeten gaan rijden?! Mijn weg komt hier, punt uit! Ik vind dit helemaal niet mooi, wat moet je met die bloemen en beesten?! Weg ermee!'

'Nee! Niet doen!' gilt Bas. 'Die bloemen en beesten hebben ook een leven. Hoe kan je die nou dood maken voor jouw grijze spul? Daar, aan de andere kant van de sloot ligt zand, daar zijn geen bloemen en beestjes die je daar dood maakt. Alsjeblieft.....? Niet hier!' Bas gaat rechtop zitten in het gras. Zijn ogen zijn heel groot geworden.  
Het blijft even stil. Een bijtje zoemt om Bas zijn hoofd heen. Een kikker kwaakt in de sloot. 

'Aaaaaauw! Auw! Auw!' klinkt het opeens uit de grijze plek. Bas schrikt ervan. Wat is dat nou weer?  
'Ga weg! Hou op, rotbeest!' De grijze plek krijgt opeens een andere vorm. Hij lijkt wel kleiner te worden... De witte strepen op de grijze plek schudden heen en weer, net of eraan getrokken wordt. 
Wat gebeurt er? Dan ziet Bas het. Een bruin beest met een lange staart bijt in de grijze plek. En nog eens, en nog eens. Bas kruipt achteruit. 
'Meneer Rat!' gilt Roos. 'Hij is er weer! Joepie! Net op tijd!'
Roos kijkt naar meneer Netel en zegt: 'Wat is hij toch een ratje, hè!'

Ondertussen blijft het beest, die dus een rat moet zijn, in de grijze plek bijten. Hele happen bijt hij eruit. De grijze plek valt in stukken uit elkaar. Nu gaat de rat aan de zijkant beginnen. Hij moet wel erge honger hebben. 
'Nee, nee!' gilt meneer Weg, 'je maakt alles kapot! Ga weg, jij vuile rat!'
Maar meneer Rat heeft er steeds meer lol in. Dit is precies wat hij nou altijd zo leuk vindt om te doen. Lekker kapot maken! Lekker bijten! Hij kan niet meer stoppen. 

De grijze plek ziet er nu heel raar uit. Hij ligt in losse stukjes op het gras.
Roos juicht. 'Ga door, Rat, je kan het! Ga door!' roept ze. 
Meneer Weg kreunt. 'Aaarrg... ik kan niet meer... ik moet maken dat ik weg kom voordat er niks meer van mij over is...'

Meneer Rat is hun vriend, dat is duidelijk. Als dat niet zo zou zijn, had Bas hem een eng dier gevonden. Met die bruine gladde haren en die lange staart... en die tanden, zo groot en scherp! Brrr. 

Bas blijft maar kijken naar die rat, die zo hard aan het werk is om de grijze plek kapot te maken. 
Dan wordt het stil. Meneer Rat is gestopt met bijten. 
'Pfff.....', klinkt uit de grijze plek. Net een ballon die leegloopt.

'Hoera! Ratje, het is je gelukt!' roept Roos en ze klappert met haar bloem. 
Meneer Netel klapt met zijn groene, puntige bladeren. 'Goed werk Rat! Ik wist niet dat jij zulke  spierballen in je tanden hebt!'
Bas wordt er zo blij van dat hij zit mee te klappen. 
Meneer Rat gaat op zijn achterpoten staan, en klopt met zijn voorpoten op zijn borst.
'Dank, dank! Lekker om hier mijn tanden in te zetten. En laat die auto's maar ergens anders rijden. Op de maan of zo!' Hij is duidelijk heel blij met wat hij gedaan heeft.  

Bas kijkt naar Roos en meneer Netel.
'We maken er een feestje van!' roept hij vrolijk, maar hij heeft eigenlijk geen idee hoe je met een stel planten een feestje kan vieren. 'Limonade? Of lusten jullie taart?' Ach nee, ze hebben toch niet eens een mond?
Ach, wat maakt het uit! Ze zijn gered! 
Hij ziet Roos lachen: 'Hihihihi... meneer Netel... nee, niet kietelen!'
Op dat moment bedenkt meneer Rat dat zijn taak erop zit. Snel rent hij naar de sloot. 
Plons! Bas voelt waterspetters in zijn gezicht. Hij schudt met zijn hoofd en de spetters vliegen in het rond. Dat moet die meneer Rat zijn, die is in het water gesprongen.
'En bedankt..!' lacht Bas, en hij schudt nog eens met zijn hoofd, met zijn ogen dicht.
Nóg harder schudt hij met zijn hoofd. Dan doet hij zijn ogen weer open...

Huh? Waar is hij? En waar zijn Roos en meneer Netel?
Hij ligt niet op een grijze plek, ook niet op groen gras, maar gewoon op zijn eigen zachte bed. Hij draait op zijn zij en kijkt over de rand van zijn bed. Zou daar... meneer Rat..? Bas rilt even. 
Ach nee, die zit daar natuurlijk niet, denkt Bas. Want dan zou hij zijn tenen allang hebben opgevreten.