De trollenbus

Er zit een klein, bruin vogeltje op de draad. In de verte komt de bus eraan. 
‘Mam! Daar komt de bus!’ roept Bobbi, en ze blijft naar het vogeltje kijken. Wat gaat dat vogeltje doen, nu de bus eraan komt?

‘Zien jullie dat de bus vast zit aan de draad die in de lucht hangt? Zo kan hij blijven rijden!’ vertelt mama. ‘Daarom heet hij een trolleybus.’
Daar heb je dat rare woord weer, denkt Bobbi. De trollenbus. Waarom mogen ze nou niet met een gewone bus mee? Merel, het vriendinnetje van Bobbi kijkt met grote ogen naar de bus die onder de draad rijdt. De draad hangt boven de straat en de bus blijft er precies onder rijden. 
Merel heeft een nachtje bij Bobbi geslapen en nu gaan ze samen met de bus naar Merels huis. Ze moeten met deze trollenbus mee. Dat is natuurlijk een bus vol trollen. Maar wat zijn trollen?

‘Merel!’ zegt Bobbi zachtjes, zodat mama het niet kan horen. ‘Ik wil niet in de trollenbus, jij?’
‘Nee, ik ook niet. Zie jij al van die trollen? Is dat vogeltje daar een trol?’
Bobbi haalt haar schouders op, maar haar ogen zijn heel groot terwijl ze naar de bus kijkt die nu vlakbij het vogeltje en bij de bushalte is.
‘Ik denk…’, zegt Merel, ‘dat het van die kleine mensjes zijn die tussen je voeten door kruipen  als je in de bus zit. Die kriebelen aan je voeten, en als ze je niet leuk vinden kruipen ze omhoog langs je been in je broekspijp. Of ze eten je veters op…’
Bobbi denkt even na. Ze houdt even haar adem in als de bus het vogeltje bijna aanraakt. Snel vliegt het vogeltje weg. Pieuw… als dat een trol was is die tenminste weg.  
‘Als de bus al vol zit met trollen, kunnen wij er niet meer bij. Misschien mogen we dan wel met een gewone bus mee…,’ zegt Bobbi dan zachtjes tegen Merel.

‘Denk eraan, meisjes,’ horen ze Bobbi's mama zeggen, ‘bij halte Stadskade moeten jullie uit de bus gaan. Daar staat Merels mama op jullie te wachten.’
Dat had mama al zo vaak gezegd dat dat Merel en Bobbi even een gekke bek trekken naar elkaar.
‘Stadskade!’ piept Bobbi met een gek stemmetje, ‘Stadskaaaaade, Staaaaaadskade!  Stadskaduh!!’ Merel moet er zo hard om lachen dat ze eigenlijk moet plassen. Maar dat kan nu even niet. Ze zou willen dat ze nu al bij die Stadskaaaaade zijn!
Merel en Bobbi pakken elkaars hand vast en stappen op de hoge treden de bus in. Meteen kijken ze de bus in. Er is een lange gang helemaal tot achterin de bus. Met allemaal stoelen aan de zijkanten van de gang. Het ziet er best gewoon uit, het lijkt wel een gewone bus. Mama praat nog even met de buschauffeur en Merel en Bobbi gaan helemaal achterin de bus zitten. Op een grote bank, waar niemand zit. Vanaf die plek kunnen ze door de hele bus heen kijken.
Dan stapt Bobbi's mama uit de bus en zwaaien ze. De bus begint te rijden.

Even kijken de meisjes elkaar aan. Ze persen hun lippen op elkaar. Dan kijken ze naar een meneer die ook in de bus zit. Hij zit met zijn rug naar hen toe en heeft hele grote zwarte schoenen aan, waarvan de veters los hangen, over de grond.
‘Ik denk dat een trol zijn veters heeft losgemaakt…’, zegt Bobbi. Ze blijven maar naar die losse veters kijken. Bewegen die ook? Nee, de veters hangen stil naast die grote schoenen. Er is geen trol te zien. Toch trekken ze allebei hun benen op en zetten hun voeten op het randje van de bank waar ze op zitten. Zo kan de trol lekker niet bij hun voeten komen. Bobbi kijkt even naar haar voeten. Jeuken haar voeten nou zo? Haar veters zitten nog wel vast.

Dan stopt de bus. ‘Halte Lohmanplein!’ klinkt een stem.
Er stapt een hele dikke meneer de bus in, samen met een jongen. Hij ploft op een stoel midden in de bus en kijkt door het raam naar buiten. De jongen gaat tegenover hem zitten.
‘Is dat een hele dikke, grote trol?’ vraagt Merel zachtjes, en ze kijken met grote ogen naar die dikke meneer met die grote buik. Trollen zijn toch kleine mensjes, niet zo’n groot dik mens met zo’n bolle buik?
'Als hij een trol is, dan lukt het hem nooit om aan onze voeten te kriebelen…’, zegt Bobbi en ze moeten heel hard lachen, maar ze durven geen geluid te maken. Ze slaan hun hand voor hun mond. De trollen mogen hun niet horen! Ze hopen ook maar dat die trollen hun niet zien in deze bus.

Ook is er een mevrouw in de bus gestapt met wit haar en rode lippen. Ze heeft een brilletje op haar neus. In haar armen heeft ze een klein wit hondje met krullende haartjes. Ze gaat vlakbij de dikke meneer in de bus zitten, aan de andere kant van het pad, met de rug naar Merel en Bobbi toe. Naast de rug van de mevrouw kijkt het hondje met zijn kleine oogjes naar Merel en Bobbi.

De mevrouw ziet er niet trol-achtig uit. Of zou ze toch…? Haar rug beweegt niet, ze kijkt vast naar buiten. Je weet nooit echt hoe een trol eruit kan zien. En het hondje dan..? Zou die een trol zijn?

De bus rijdt door de straten van de stad.
‘Je zou niet zeggen dat dit een trollenbus is, hè?’ zegt Bobbi dan.
Merel schudt haar hoofd, maar blijft naar het hondje kijken.

Opeens begint het hondje te blaffen. Het hondje kijkt naar de meisjes. Oef!
Van schrik schieten de voeten van Merel en Bobbi van de bank af. Hun voeten bungelen onder de bank, maar ze merken het niet eens. Is dat een trollenhond?

Dan springt het hondje van de schoot van de mevrouw af en rent door de bus naar Merel en Bobbi toe.
‘Woef…woef….! Grrrrrr,’ het blaffen gaat over in grommen en het hondje staat vlak voor de schoenen van Bobbi. Hij kijkt boos omhoog. Het klinkt niet echt aardig.  
‘Help…,’ piept Bobbi zachtjes.
‘Wij zijn geen trollen!’ zegt Merel dapper, maar ze blijft heel stil op de bank zitten en durft zelfs haar voeten niet op te trekken.
De mevrouw van het hondje kijkt achterom en staat op.
‘Grrr, wat nu weer?!’ roept de vrouw, net zo grommend als het hondje. ‘Sjakie!’ Maar het hondje gromt nog harder en blijft naar Bobbi kijken.
‘Sjakie, kom hier!’

Ondertussen loopt Bobbi rood aan. ‘Ik heb jeuk…. aan mijn voeten…!’ zegt Bobbi zo zacht, dat alleen Merel het kan horen. Wat moet ze doen?
De bus rijdt hard door de straten, op weg naar de volgende trollenbushalte.
De mevrouw van het hondje komt naar hen toe lopen. Ze kijkt boos… Ze waggelt naar links en naar rechts. De dikke man kijkt naar haar en haar gewaggel. De bus gaat een bocht om en slingert. De mevrouw valt bijna om.
Bobbi's voeten kriebelen zo… het hondje gromt en laat zijn tandjes zien… ze houdt het haast niet meer uit.

Plotseling remt de bus, er is een rood verkeerslicht. De mevrouw slaat wild met haar armen om haar heen, maar het is te laat. Ze valt met een plof op haar billen, op de grond.
Merel en Bobbi houden hun adem in van schrik.
De dikke meneer kijkt naar de mevrouw. ‘Zal ik u helpen?’ roept hij.
‘Nee, dit kan ik prima zelf!’ zegt de mevrouw onaardig, en met veel moeite hijst ze zich aan een lege stoel overeind.
‘Grrr….! Grrr.....!’
‘Is het nu afgelopen, Sjakie? Kom hier! Nu!’
Maar Sjakie kijkt alleen maar naar Bobbi. Even snuffelt hij aan haar schoenen. Dan kijkt hij weer omhoog naar Bobbi en gromt hij weer. De hond laat zijn tanden zien. De vrouw loopt nu verder naar Bobbi toe.

Dan begint de bus plotseling weer te rijden. De bus schudt op en neer. De mevrouw begint weer te slingeren door de bus… en plof, ze buigt naar voren en grijpt zich weer aan de lege stoel vast. Ze hangt half op de grond en half op de stoel. De bus rijdt nu weer stevig door. De man met de buik heeft een hand voor zijn mond geslagen. Zijn gezicht ziet er raar uit, net alsof hij niet wil laten zien dat hij lacht.
De vrouw staat weer op, klopt de viezigheid van haar kleren en trekt haar rok glad. Ze zet haar brilletje weer recht op haar neus en kijkt naar Sjakie.
‘Sjakie!’ roept ze nog eens en ze komt nu vlakbij het hondje. Ze buigt om hem op te pakken.
Maar opeens springt Sjakie… hupsa, bij Merel op schoot.

‘Waaaaah!’ gilt Merel van schrik. ‘Dit is een trol! Ik wil eruit!’
Maar ze kan nu niet uit de bus, de deuren zijn dicht en de bus rijdt verder. Het trollenhondje blaft niet meer en de hondenoogjes zijn vlak bij Merels ogen. Te dichtbij… veel te dichtbij.
Help, hoe krijg je zo’n hondje van je schoot af? Merel kan niet weg en bovendien staat de mevrouw nog vlak voor haar. Thuis heeft ze geen hond dus ze is niet gewend aan een hond op schoot. 
De mevrouw gromt: ‘Sjakie, wat doe je nou, nu kom je hierrrrr!!’ en ze graait naar het hondje op Merels schoot.
Maar Sjakie heeft andere plannen en springt razendsnel weer van Merels schoot af. Hij rent door de bus naar voren… naar de dikke meneer toe. Opgelucht haalt Merel adem. Pieuw! Die trol is weg!

Merel en Bobbi kijken naar de dikke meneer. De ogen van de dikke meneer worden heel groot, het lijken wel pingpongballen. Snel verstopt Sjakie zich achter de voeten van de dikke meneer, onder zijn stoel.
De mevrouw draait zich om en begint er naartoe te lopen.

Op dat moment gaat de bus door een bocht. De hele bus slingert opzij.  
‘Oeps…’, stamelt Bobbi. De mevrouw is vlakbij de dikke meneer en de jongen, en ze wordt opzij geslingerd. De dikke meneer kijkt verschrikt en strekt zijn handen al uit. Ze zou toch niet bij die meneer op schoot…?
Merel en Bobbi hebben nu net zulke grote ogen als de dikke meneer, en hun mond hangt open van schrik.
Maar bij de volgende slinger van de bus landt de mevrouw… hupsakee… in haar eigen stoel. En hondje Sjakie kijkt weer naar Merel en Bobbi. Tussen de voeten van de dikke meneer door. De dikke meneer zit stokstijf. Hij lijkt wel van hout.

‘Sjakie is een trol’, zegt Bobbi, ‘ik weet het zeker. Hij wilde in mijn broekspijp kruipen.’
‘Maar als hij een trol is,’ zegt Merel, ‘vind ik hem wel slim. Hoe moet je anders bij zo’n mevrouw weg komen. Hij wilde gewoon bij haar ontsnappen, zou ik ook doen hoor!’
Bobbi kijkt even naar haar voeten. Die zitten er nog aan. En haar veters zitten ook nog gewoon in haar schoenen.

‘Halte Stadskade!’ klinkt de stem door de bus.
‘Uitstappen!’ roept Bobbi blij. Ze springt meteen op. ‘Kom, snel!’
Ze rennen naar de deuren van de bus. Ze zijn zo snel, dat ze bijna uit de bus vallen als de deuren open gaan. Even kijken ze achterom. Geen Sjakie. Geen mevrouw. Geen dikke man te zien.
‘Doei, trollenbus. Rijd maar lekker verder!’ roept Merel.
‘Maar zonder ons!’ gilt Bobbi vrolijk.

Maak jouw eigen website met JouwWeb