Voorzichtig steekt Bobbi haar neus door het gat. Het past. Ook haar kin kan ze een stukje door het gat steken. Als ze haar tong uitsteekt, past die dan ook nog door dat gat? Bluh... ja, hij past!
Het tuinhek heeft allemaal draden met grote gaten ertussen. De draden zitten aan palen vast. Achter het hek woont familie Rona. Vader en moeder en buurjongen Co. Co zit bij Bobbi in de klas en ze gingen altijd samen naar school. Kijk, daar komt hij aan!
‘Co! Kijk eens wat ik kan! Mijn neus en mijn tong kunnen door dit gat!’
‘Je ziet er nu wel raar uit!’ zegt Co. ‘Doet dat pijn?’
‘Een beetje. Kijken of mijn oor door het gat past…’
Co staat nu achter het hek aan de andere kant. Hij steekt zijn hand door het hek. Hij kijkt hoe ver hij zijn arm door het gat kan steken. Dat is niet zo ver. Bobbi loopt naar zijn arm toe, die door het hek steekt. Ze schudt zijn hand hard op en neer.
'Hoi meneer Co!' roept ze.
'Au! Mijn arm zit bijna vast joh!' Snel trekt Co zijn arm weer terug. Ze kijken elkaar aan, door het hek heen. Dan ploft Co op zijn knieën op het gras. Bobbi doet het ook, aan de andere kant van het hek.
Saai hè, altijd alleen spelen…’ zegt ze, en ze plukt een mooie gele paardenbloem. Ze gooit hem in de lucht en probeert hem op haar hoofd weer te laten landen. Het lukt niet. Bobbi ziet dat Co naar haar kijkt. Door zijn gezicht lopen allemaal strepen, dat komt omdat Co achter het hek zit in zijn tuin. Ze speelden altijd samen. Nu mag dat niet. En dat duurt al zo lang. Ze ziet dat Co grassprietjes aan het plukken is. Met een zucht laat ze zich op haar rug in het gras vallen.
‘Co…?’ zegt ze, terwijl ze naar de wolken kijkt.
‘Ja?’
‘Waarom praten de mensen op de televisie over jou?’
‘Huh? Praten ze over mij?’
‘Ja! Ben je soms bij de Koning op bezoek geweest of zo?’
‘Nee….? Kennen ze mij dan, op de televisie?’
‘Ja. Als papa en mama naar de televisie kijken, hoor ik de mensen over jou praten. Ze zeggen ook dat we door jou niet meer samen mogen spelen. Ik snap dat niet.’
‘Dat is niet mijn schuld!’ roept Co boos. Het blijft even stil. Dan zegt Co: ‘Ik weet het ook niet... maar mensen praten ook steeds over die nieuwe rare ziekte. Mama zegt dat mensen daar heel ziek van kunnen worden. Weet je hoe die ziekte heet? Dat is heel raar. Die ziekte heet net zoals ik. Co Rona of zoiets. De mensen op de televisie vinden mijn naam heel mooi, denk ik. Wie noemt de ziekte nou net als ik? Wie heeft dat nou bedacht? Vind je dat niet gek?'
‘Ik weet het ook niet. Maar ik wil gewoon weer spelen! Ik vind dit zo stom.’
Mama zei dat wij nu niet meer samen mogen spelen omdat we ook niet naar school hoeven. Ze zei dat we niet bij elkaar mogen komen want dan krijgen we allemaal die rare ziekte… of zoiets…’ Cor blijft maar grassprietjes plukken.
‘Pffff…,’ zucht Bobbi. ‘Ik verveel me zo!’ Ze plukt een grote gele paardenbloem en gooit hem zo hard ze kan naar het tuinhek. De bloem waait met de wind mee. Plop, hij valt zomaar over het hek, bij Co in de tuin.
'Hee!' Bobbi lacht. Co moet er ook om lachen.
‘Ik weet het!’ roept Co opeens, en hij springt overeind. Hij gaat tegen het hek aan staan met zijn gezicht tegen de draden. ‘Kunnen we geen gat graven?’
Hij krult zijn vingers om de draad van het tuinhek. ‘Ja! We gaan een tunnel graven!’
‘Een tunnel? Is dat zo’n gang onder de grond?’ vraagt Bobbi.
‘Ja! Ik graaf in mijn tuin en jij graaft in jouw tuin. Als we dan naar elkaar toe graven, kunnen we onder dit hek door en dan kunnen we gaan spelen!’
‘Maar niemand mag het weten!’ roept Bobbi, en ze springt ook overeind en gaat aan de andere kant van het hek vlak voor Co staan.
Met een stem die klinkt als de mensen op de televisie zegt ze: 'Dit is een GEHEIM!’
Ze springen op en neer. Wat een goed idee is dit!
‘Heb jij een schep?’ vraagt Co.
‘Nee…’ Ze kijken elkaar even aan. Wat nu? Zonder schep gaat het niet lukken.
‘Maar mama heeft wel zo’n hele grote lepel in de keuken hangen. Zo’n lepel waar ze altijd de soep mee schept uit de pan!’ roept Bobbi dan opeens.
‘Ja, die hebben wij ook!’ Co maakt weer een paar sprongetjes op het gras. Hij kan niet wachten!
En zo maken ze een plan hoe ze de tunnel gaan graven. Het moet wel een geheim blijven, want als de tunnel ontdekt wordt, moeten ze hem vast weer dicht maken. Niemand mag het weten.
Vanaf die dag rennen Bobbi en Co, als hun mama eten gaat maken in de keuken, snel de tuin in. Ze gaan dan snel naar het gat waar ze allebei in hun eigen tuin de tunnel aan het graven zijn. De grote lepel hebben ze verstopt achter een struik. En elke dag graven ze een stukje verder. Eerst graven ze de grond in, dieper en nog een beetje dieper. En dan de hoek om, naar elkaar toe. Elke avond weer… graven en graven… Het is hun grote geheim. Als mama roept dat het eten klaar is, leggen ze de grote lepel onder een laagje zand weer achter de struik.
Op een dag rent Bobbi weer door de tuin naar het gat in de grond. Mama is weer in de keuken. Ze begint te graven en graven. Maar dan schiet ze opeens door het gat heen en er schijnt licht naar binnen. De tunnel is af! Ze is er! Het is gelukt!
Op haar buik schuift ze door het gat. Ze voelt het zand in haar gezicht. De plek waar het licht in de tunnel schijnt is nog wel klein. Snel graaft ze in het zwarte zand, met allebei haar handen. Het gat moet hier op dit laatste stukje van de tunnel nog iets groter worden. Gelukkig schijnt er wel licht door het gat. Ziet ze Co al? Nu is het gat bijna groot genoeg om er doorheen te kunnen. Ze schuift nog iets verder op haar buik… maar plotseling is het licht weg. Alles is opeens donker! Hoe kan dat nou? Ze was er toch bijna? Help!
Maar dan voelt ze een hand om haar pols. Dat moet Co zijn! De hand trekt haar verder door de tunnel en dan rolt ze het licht in. Is ze nu in Co zijn tuin? Ja, ze is er! Er zit wel heel veel zand in haar ogen. Ze knijpt ze even stevig dicht. Dan wrijft ze met haar vuisten door haar ogen. Waarom kan ze haar ogen nou niet open doen? Ze knippert. Haar ogen tranen. Voorzichtig probeert ze haar ogen open te doen. Het zand prikt nog steeds verschrikkelijk. Ze kan niet zo goed zien, maar ze ziet Co nergens. Wel hoort ze een stem.
‘Hallo Bobbi!’ Het is niet de stem van Co. Maar…. van mama Rona! Oh, nee! Ze zijn ontdekt! Alles voor niks. En ze zal ook wel weer straf krijgen... Dat ook nog. Zijn die tranen in haar ogen nou van dat zand of van de schrik?
Dan begint mama Rona heel hard te lachen.
‘Wat doe jij nou hier? Wat hebben jullie gedaan? Oh, jongens toch….’ Even hoort Bobbi alleen het harde lachen van mama Rona. Het lachen houdt maar niet op. Zou ze dan toch niet boos zijn misschien? Waar is Co nou toch?
‘Emma, kom eens kijken!’ mama Rona roept over het hek naar de tuin van Bobbi. Bobbi moet haar ogen weer dichtknijpen want het zand prikt nog steeds té erg. Ze is wel blij dat ze nu even niet kan kijken. Want ze wil ook niet kijken.
Dan hoort ze de stem van haar eigen mama. Ze knijpt haar ogen nog harder dicht. Misschien lukt het haar om dan ook niks meer te horen. Ze zou nu wel in dat gat willen zakken! Heel diep de grond in. Om maar geen straf te krijgen...
‘Wat hebben ze gedaan?’ Bobbi kan dus toch nog horen, met haar ogen zo stijf dicht. Het is even stil. Ze krult haar tenen in het zand.
Het harde lachen van mama Rona was even gestopt, maar nu lacht ze weer, nog harder dan eerst. Of komt dat doordat Bobbi haar mama nu ook heel hard hoort lachen?
Maar waarom lachen ze nou? Ach, denkt Bobbi dan boos. Ze lachen maar, wat kan mij het schelen. Hun plan is gelukt, want ze is door hun tunnel bij Co gekomen! Dat was heel veel werk! Al die dagen in het geheim graven met die lepel... Maar zouden ze de tunnel nu weer dicht moeten maken? En waarom zegt Co nou niks? Waar is hij ?
Co…?’ Met heel veel moeite probeert ze haar ogen open te doen. Eindelijk lukt het, al stromen de tranen van de prikkende zandkorreltjes over haar wangen. Ze ziet Co nu achter zijn moeder staan. Hij zegt nog steeds niks.
‘Jullie zijn me een stel,’ zegt mama Rona dan. ‘Weten jullie dat konijnen dit ook doen? Die konijnen zijn net zo slim als jullie! Wat hebben jullie dit slim gedaan. Maar... dit kan echt niet. Er zijn heel veel mensen ziek in ons land, en daarom hebben de mensen die het land besturen gezegd dat kinderen niet samen mogen spelen zo lang er zo veel mensen ziek zijn. Want anders kunnen we allemaal heel erg ziek worden. En dat willen we niet, toch?'
Co en Bobbi schudden hun hoofd. Nee, dat willen ze niet. Maar samen spelen willen ze wel! Maar mama Rona gaat door:
'Als het weer mag, zullen wij jullie dat meteen vertellen. Dus konijn Bobbi gaat nu naar huis en dit konijn…’ ze trekt Co even zachtjes aan zijn oor, ‘gaat nu ook mee naar binnen.’
‘En weet je wat? zegt Bobbi's mama, ‘We laten jullie mooie tunnel helemaal heel. Jullie mogen die gebruiken als deze nare ziekte niet meer in ons land is. Dan krijgen jullie van mij een schep en kunnen jullie deze tunnel nog een beetje groter maken en dan elke dag door deze tunnel naar elkaar toe gaan.’
‘Echt?!’ roepen Co en Bobbi tegelijk.
‘Ja, echt. Maar dat mag alleen als jullie nu niet meer door de tunnel kruipen. Want als we dat zien, moet de tunnel meteen dicht. Afgesproken?’
Bobbi en Co kijken elkaar met grote ogen aan. Dus het plan is toch gelukt! Oef!
‘Jaaaaaa!’ roept Co. Hij springt over het gras. Hij lijkt wel een kikker. Oh nee, hij was toch een konijn? Ja, die kunnen ook springen.
‘Oké…,’ zegt Bobbi dan. ‘Dan ga ik door de tunnel met Co praten! Kijken of hij mij kan horen!’
Bobbi huppelt door de tuin van familie Rona naar de stoep. In de voortuin van haar eigen huis staat mama even stil. Ze slaat haar armen om Bobbi heen.
‘Knap werk, meisje,’ zegt ze. ‘Maar nu nog maar even in onze tuin blijven! Je kan wel altijd naar Co zwaaien.’
Zwaaien naar Co? Pfff dat is saai. Nee, Bobbi heeft een veel beter plan… iets met een grote lepel en een vijver graven. Of nee, nog beter: een zwembad graven…! Jaaa!
Maak jouw eigen website met JouwWeb